maandag 4 april 2016

Nederlands boekverslag 4 kinderjaren.


Mijn mening over het boek

Ik vind het een leuk boek, ik hou van oorlogsboeken dus dit leek me wel een leuk boek omdat het vanuit een kind is geschreven. Sommige dingen snapte ik alleen niet helemaal, bijvoorbeeld dat ze naar Palestina wilden met de trein, maar is dat omdat ze daar weg komen of omdat het daar veilig is, dat vraag ik me wel af. Ik vind het jammer dat er niet heel veel spannends in gebeurt, tenminste ik vond dat niet het geval, het had van mij wel iets spannender gemogen. Ik vind het wel interessant want je zag echt hoe een kind de oorlog mee maakt en hoe hij sommige dingen gewoon niet snapt. Ik vind dat het boek heel mooi is geschreven want je hebt echt het gevoel alsof je telkens vanuit die jongen zijn ogen alles meemaakt. Vergeleken met de andere boeken zet ik dit boek wel op nummer 3, want ik vind het spannender en leuker als een jongensoorlog, maar minder spannend dan wierook en tranen (nummer twee) en terug naar de kust (nummer 1).


Samenvatting

Het boek gaat over een jongetje van Joodse afkomst. Met zijn vader en moeder woont hij in Amsterdam. Op een dag worden hij en z’n moeder per ongeluk naar Westerbork gestuurd. Na een week mogen ze weer naar huis. Kort daarop is hij jarig; hij krijgt erg veel cadeautjes, waaronder een harlekijntje. De invloed van de oorlog wordt steeds voelbaarder, met name de Jodenhaat wordt duidelijker. De kruidenier wil niets meer aan hen verkopen, maar de glazenwasser komt nog steeds. Hij moet nu een Jodenster dragen. Bij een inval door soldaten moeten ze hun huis uit. Ze moeten naar het Muiderpoortstation, waar ze op de trein gezet worden naar Westerbork. De ouders denken of willen denken dat ze naar Palestina gaan; ze hoeven alleen nog maar de papieren klaar te krijgen. Op een dag worden er mensen omgeroepen die weg mogen uit dit kamp. Zij horen daar ook bij. Helaas gaan ze niet naar Palestina, maar naar een ander kamp waar zijn vader gescheiden wordt van hem en zijn moeder. Hij mag in het nieuwe kamp af en toe mee om de keukenpannen schoon te maken, pas de tweede keer snapt hij dat hij ze leeg moet eten. Op vaders verjaardag zien ze vader eindelijk weer, moeder heeft een taart gemaakt van aardappelen en broodkruimels. Als zijn vader ziek wordt en naar de ziekenbarak moet bevalt hij dit wel, omdat hij zijn vader nu vaker ziet. Als hij van de dokter zijn moeder moet gaan halen omdat zijn vader niet lang meer heeft te leven verdwaald hij en vergeet de boodschap door te geven. Toch zijn ze er net op tijd bij om vader te zien sterven. Nu moet hij van de grote kinderen een proef afleggen om te bewijzen dat hij bij de groten hoort. Hij moet het ketelhuis binnengaan, hier blijken allemaal lijken te liggen. Als hij zijn moeder hierover vertelt, zegt zei dat dit het knekelhuis heet. Hij mag er nooit meer komen en wordt van top tot teen behandeld met ontsmettingsmiddel. Moeder en hij vertrekken weer met een andere trein. Nog steeds wordt hem verteld dat ze op weg zijn naar Palestina. Hij heeft geslapen en zijn moeder vertelt hem dingen die hij zich niet kan herinneren. Zij zegt hem dat ze al twee weken in de trein zitten. Als de trein voor langere tijd stopt gaat hij met Trude, een vrouw die hij al kent van voor het kamp, brandnetels zoeken om soep van te koken. De volgende dag komen de Russen hen bevrijden, ze nemen de Moffen mee. De mensen uit de trein worden ondergebracht in verschillende huizen in Tröbitz. Zijn moeder is ziek en wordt naar het ziekenhuis gebracht. Hij slaapt bij Trude en Eva op een kamer. Hij bezoekt zijn moeder nog een keer in het ziekenhuis. Ze is er slecht aan toe, het lijkt of ze gek geworden is. Later zegt Trude dat de weg afgesloten is en hij niet naar zijn moeder kan, maar ze liegt want zijn moeder is dood. Eva vertelt hem dat zijn moeder dood is. Hierop wordt hij zo boos op Trude dat hij koorts krijgt en vijf dagen ziek op bed ligt. Met een Canadese vrachtwagen gaan ze terug naar Amsterdam. Meneer Paul en zijn vrouw willen hem wel adopteren. Eerst weigert hij te eten. Hij kotst ook alles uit, maar omdat hij nu een grote jongen is, hij is immers acht, moet hij het zelf opruimen.


 

J. Schilderij. 
Je ziet hier een jongetje dat graag over de weg wil omdat hij naar zijn moeder wil. Hij zegt met een zielig gezicht ‘mama?’, omdat hij niet naar haar toe kan vanwege de wegafsluiting. In het boek vind dit ook plaats. Het jongetje wil graag naar zijn moeder toe want zij ligt in het ziekenhuis, alleen Trude, de vrouw die voor hem zorgt, zegt dat dat niet kan omdat de weg is afgesloten. Hij vraagt waarom ze dan niet door het weiland gaan, want dat hadden ze immers de vorige keer ook gedaan. Alleen Trude zegt dat dat niet kan. Hij begrijpt er niets van en als ze in het huis aankomen waar ze verblijven komt Eva erachter dat Trude het nog niet heeft verteld. Trude bedoelde met dat de weg afgesloten is, dat zijn moeder dood is gegaan. Dat de weg om naar haar toe te kunnen afgesloten is omdat ze er niet meer is. Hij wordt dan ook heel boos op Trude. Daarom heb ik deze tekening gemaakt omdat je hier ziet wat Trude zei over een afgesloten weg en je ziet ook hoe de jongen het opvatte omdat hij echt dacht dat de weg afgesloten was.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten